Sven van Beek (19) bokste in zijn jeugdjaren vrijwel dagelijks op tegen de twijfels over zijn voetbalkwaliteiten.
Door niet op te geven overwon hij diverse tegenslagen, waarna dit jaar de beloning volgde in de vorm van een profcontract en zijn debuut in het eerste elftal. ‘De dag dat ik mijn contract tekende bij Feyenoord was de mooiste van mijn leven.’
Kan het jaar 2013 nog kapot voor jou?
‘Nee, dit jaar zal ik nooit meer vergeten. Het begon al met het nieuws dat ik in januari met het eerste elftal mee mocht op trainingskamp naar Marbella. Mooi om te horen, maar ik wilde niet voor de lol mee. Mijn doel was om tijdens die week een profcontract eruit te slepen. Dat lukte en voelde als een beloning. Bovendien maakte ik nog dezelfde maand in de bekerwedstrijd tegen PSV mijn debuut in Feyenoord 1 en in de zomer volgde het EK met Oranje onder 19. Nu zit ik vast bij de eerste selectie en heb ik inmiddels ook mijn debuut gemaakt in de eredivisie en zelfs in de Europa League. Het is snel gegaan.’
Wat was voor jou het mooiste moment uit dat rijtje?
‘De dag dat ik mijn contract ondertekende in De Kuip was de mooiste van mijn leven. Vanaf het moment dat ik als klein jongetje begon met voetballen, was dat het doel dat ik voor ogen had. Het shirt dat ik tijdens de contractondertekening cadeau kreeg van de club, hangt thuis ingelijst aan de muur. Mijn debuut tegen PSV was bijzonder omdat het totaal onverwacht kwam. Ik wist dat ik bij de selectie zat, maar omdat ik de dag ervoor een wedstrijd had gespeeld met Jong Feyenoord/Excelsior dacht ik geen moment dat ik zou gaan spelen. Toen ik me ’s ochtends op de club meldde, hoorde ik dat Daryl Janmaat ziek was. Ronald Koeman, Jean-Paul van Gastel en Giovanni van Bronckhorst namen me mee naar hun kantoor en vertelden me dat ik in de basis zou beginnen.’
Aan wie heb je het nieuws vervolgens verteld?
‘Alleen aan mijn ouders. Hoe meer mensen ik zou inlichten, hoe meer druk dat op mezelf zou leggen. Ik wilde me in alle rust voorbereiden op de wedstrijd. In de bus op weg naar Eindhoven werd ik stil, maar de andere jongens stelden me op mijn gemak door te zeggen dat ik in mezelf moest geloven. Eenmaal op het veld dacht ik alleen maar hoe mooi alles was. Voor mijn ouders was het heel spannend om de wedstrijd thuis voor de televisie te volgen, maar na afloop waren ze blij en trots. Ze vonden dat ik het verdiend had.’
Heb je een goede band met je ouders?
‘Mijn ouders zijn de belangrijkste mensen in mijn leven. Zonder hen had ik dit allemaal niet bereikt. Voor mijn gevoel betaal ik hen nu terug voor wat zij allemaal voor mij hebben gedaan. Toen ik in de jeugdopleiding van Sparta speelde, bracht mijn moeder me dagelijks van Gouda naar Rotterdam. Mijn broer voetbalde ook, terwijl mijn vader jeugdtrainer was. Voor mijn moeder was dat niet altijd makkelijk, maar ze deed het graag. Alles stond bij ons thuis in het teken van voetbal. Daardoor zaten we zelden samen aan tafel, maar ons gezin is altijd heel hecht gebleven.’
Je groeide als kind op met de bal?
‘Ja, ik was altijd buiten aan het voetballen. Soms moest ik echt naar binnen gesleurd worden, omdat het anders ten koste ging van school. Je zag mij niet zonder bal, maar ik moest eerst mijn zwemdiploma halen voordat ik op voetbal mocht. Dat was moeilijk, want mijn broer voetbalde al bij sv Donk en ik moest mee als mijn moeder hem bracht en ophaalde. Toen heb ik stiekem aan de trainers gevraagd of ik een keer mee mocht doen. Na de eerste training vroegen ze of ik vaker kwam en voor ik het wist zat ik in de F-jes. Of ik op mijn donder kreeg van mijn ouders? Haha, nee. Zij zijn nooit erg streng geweest voor me, behalve op de avond voor een wedstrijd. Dan mocht ik niet uit en moest ik op tijd naar bed.’
Duurde het lang voordat ook anderen jouw talent ontdekten?
‘Ik heb meegedaan aan een Talentendag bij Sparta en werd vervolgens uitgenodigd voor een stage. Dat werd een succes en ik mocht blijven. Ik kwam terecht in E1 en later de E-top. Ik had het erg naar mijn zin, maar Sparta had op dat moment geen geld om met de hogere jeugdteams betaald voetbal te spelen. Veel jongens zijn toen vertrokken, waaronder Memphis Depay die nu bij PSV speelt. Feyenoord klopte voor mij aan, eigenlijk op precies het juiste moment. Ik was blij dat ik de overstap kon maken.’
Wat was het grootste verschil tussen de jeugdopleiding van Feyenoord en die van Sparta?
‘Bij Feyenoord heerst een hardere cultuur. Het is ieder voor zich en daar heb ik aan moeten wennen. De eerste jaren op Varkenoord verliepen moeizaam, ik zat elk jaar in spanning of ik bij Feyenoord mocht blijven. Ook omdat ik tijdens mijn eerste seizoen in D2 niet op mijn eigen positie mocht spelen. Ik was een behendige en snelle rechtsbuiten, maar bij Feyenoord werd ik overal neergezet behalve op die positie. Ik heb meerdere keren aangegeven dat ik wilde laten zien wat ik kon, maar uiteindelijk stond ik zelfs rechtsback.’
Achteraf hebben de trainers het goed gezien.
‘Ja, zij zagen een verdediger in mij, al moest ik wennen aan dat idee. Het moeilijkste aan verdedigen is om goed te staan, maar ik leerde steeds meer om me vast te bijten in een tegenstander. Als een aanvaller me voorbij is, moet ‘ie me nog een keer tegenkomen. Ik schroom daarbij niet om bikkelhard te zijn, dat hoort bij een goede verdediger. Je directe tegenstander uitschakelen, dáár gaat het om.’
Heb je getwijfeld of je het zou redden bij Feyenoord?
‘Dat ik twee jaar op rij in B2 moest spelen was een grote klap. Daar was ik het niet mee eens, ik vond mezelf niet minder dan andere jongens. Ik ging twijfelen of ik bij Feyenoord wilde blijven. Mijn vader heeft toen op me ingepraat. Hij sprak zijn geloof uit in mij, maar zei dat ik het vaker moest laten zien. Hij vond dat ik harder moest worden. Toen is bij mij de knop omgegaan. De boodschap dat ik in B2 moest blijven was voor mij een waarschuwing waar ik achteraf blij mee ben.’
Hoe ben je met die waarschuwing omgegaan?
‘Ik wist dat het tweede jaar in B2 cruciaal zou worden. Nu of nooit, zo voelde het voor mij. Ik was ouder dan de rest van het team, als je dan nog steeds over je heen laat lopen is het afgelopen. Ik liet mezelf steeds meer gelden. Als we een vrije trap kregen aan mijn kant, liet ik ‘m niet meer door een ander nemen. Ik nam het team op sleeptouw. Mijn zelfvertrouwen werd groter, het geloof in mezelf nam toe. Vanaf dat moment wist ik zeker dat ik niets anders wilde dan profvoetballer worden en dat dat ook echt mogelijk was.’
Hoe keken je teamgenoten naar jouw ontwikkeling?
‘Toen ik in A2 werd herenigd met de jongens van mijn eigen lichting, zagen ze direct dat ik stappen had gemaakt. Bij een toernooi aan het begin van het seizoen merkte ik dat ook trainer Jan Gösgens het in me zag zitten. Hij zag waar mijn zwakke plekken lagen in voetballend opzicht en is daar dagelijks mee aan de slag gegaan. Daardoor ging ik simpeler voetballen en vond ik makkelijker de oplossing. Bovendien liet hij me nog meer in mezelf geloven. Daar ben ik hem nog steeds erg dankbaar voor.’
Trek jij een lange neus naar degenen die het niet in jou zagen zitten?
‘Nee, zo zit ik niet in elkaar. Er is vaak tegen mij gezegd dat ik het eerste elftal niet zou halen, maar misschien moet ik daar achteraf blij mee zijn. Voor mij waren die woorden een extra stimulans. Ik geef nooit op. Mentaal ben ik daardoor de laatste jaren in positieve zin veranderd.’
Word jij anders benaderd nu je deel uitmaakt van Feyenoord 1?
‘Ja, sommige mensen benaderen mij niet meer als persoon, maar als voetballer. Iedereen wil iets van je en soms is het lastig in te schatten welke bedoeling erachter zit. Laatst vroeg een meisje aan mij of ik vrijgezel was. Dan denk ik: had ze dat ook gevraagd als ik geen speler van Feyenoord was geweest? Ik zoek het ook niet op. Als mensen vragen wat ik doe, antwoord ik dat ik voetbal. Pas als ze doorvragen vertel ik dat ik bij Feyenoord speel.’
Wat is de meest voorkomende vraag die je krijgt?
‘Of het niet raar is om dagelijks met de grote jongens te trainen. Mijn vrienden vragen wel eens wat ik ervan vind dat supporters een shirt dragen met mijn naam erop. Dat went snel, ondanks dat ik pas een paar maanden bij de selectie zit. Op straat word ik sneller herkend en ik word steeds vaker gevraagd om op de foto te gaan.’
Hoe ga jij om met die aandacht?
‘Ik vind het soms erg leuk, maar er kleven ook nadelen aan. Op sociale media zie ik soms overal mijn foto voorbij komen. Ook mijn vriendin ziet dat de aandacht voor mij toeneemt en dat vindt ze niet altijd makkelijk. Bovendien ben ik veel weg, soms zelfs naar het buitenland. Het moeilijkst vindt ze dat ik soms geen tijd voor haar heb en dat ze niet altijd op de eerste plaats komt, maar dat wist ze toen ze aan de relatie begon. Dat klinkt misschien hard, maar ik heb niet voor niets van jongs af aan keihard gewerkt om dit te bereiken. Ik focus mezelf volledig op Feyenoord, slagen bij deze club staat bij mij met afstand op de eerste plaats.’
Voel je dat je op de goede weg bent?
‘Ja, maar ik ben er nog lang niet. Voor mijn gevoel ben ik nog steeds een beetje nieuw bij het eerste elftal. Na de wedstrijden tegen Ajax en Kuban Krasnodar stap ik met een lekkerder gevoel de kleedkamer in. Ik gedraag me niet anders, maar ik weet dat het goed zit. Het blijft bijzonder om elke dag vanaf de Brienenoord De Kuip te zien en te beseffen dat ik daar speel. Uiteindelijk moet dat normaal gaan voelen. Eerst was het vreemd om deel uit te maken van een selectie met internationals en spelers die ik eerst alleen van televisie kende. In het begin keek ik tegen hen op, nu niet meer. Het helpt dat we een hechte groep hebben, met normale jongens die elkaar niet laten vallen. Het maakt me trots dat ik nu één van hen ben, maar ik wil meer. Ik wil hier mijn naam vestigen als voetballer.’
Bron: Feyenoord Magzine